1993: Hongarije, Tápiószecsö

Op zondagmorgen begonnen de dansers aan een reis naar Tápiószecsö in Hongarije. In Duitsland werd overnacht. Volgens de dienstdoende ober van het hotel was er ’s avonds livemuziek  op het terras. Later bleek dat de muziekinstrumenten die klaar stonden, bespeeld werden door een boertje uit het dorp. Jammer genoeg hoorde hij het verschil tussen het ritme van wals, tango of polka niet. Niet om aan te horen.

De groep klaar voor vertrek naar Tápiószescö.
De groep klaar voor vertrek naar Tápiószescö.

Toen muzikant Norbert  vroeg of hij ook even mocht spelen, kwam er eindelijk echt mooie muziek uit de boxen. De overige gasten zaten met open mond te luisteren.

Op maandagavond arriveerden de Ruurloërs bij hun dansvrienden van de groep, die zij in Italië hadden leren kennen. Na een bord Hongaarse goulashsoep en een welkomstwoord, werd een ieder bij zijn gastgezin ingedeeld.  Op dinsdagochtend na een Hongaars ontbijt, dat begon met pálinka, een sterk soort jenever, stond een bezoek aan de Pusta  Hortóbágy,   de   grootste  pusta  van midden en west Europa, op het programma. Daar aangekomen ging de rit verder met paard en wagen over  de grote grasvlakte. Na een demonstratie met Hongaarse Haflingers, paarden die hier in kuddes vrij  rondlopen, mochten de leden zelf op de rug van een paard plaats nemen om een foto te maken voor het thuisfront. Op woensdag brachten de dansers een bezoek aan een museumboerderij en een kasteel. Het “kistentuug” had men meegenomen in de bus, want er stonden ook twee optredens in een bejaardenhuis op het programma. Er werd buiten opgetreden en de oudjes hebben ontzettend zitten genieten, met name van de klompen. Na de lunch, wat in Hongarije een complete warme maaltijd is, gingen allen naar een wijnboer om wijn te proeven. Donderdag ging de rit naar de prachtige stad Eger en daarna door het Matra  gebergte  voor  een  optreden in een vakantiekamp voor kinderen.

Dit lag op de hoogste berg van Hongarije, de Kèkes.  Vanaf de parkeerplaats moest er nog een stukje berg beklommen worden, wat met die hitte en zware koffers niet mee viel.

De Ruurlose dansers kijken naar een optreden van de Hongaarse gastgroep
De Ruurlose dansers kijken naar een optreden van de Hongaarse gastgroep

Het optreden voor de kinderen daar was alleszins de moeite waard. De dansgroep heeft nog nooit zo’n dankbaar publiek gehad. Ze leken haast wereldsterren, zoveel handtekeningen heeft men uitgedeeld. ‘sAvonds volgde een optreden van een zigeunerorkest in een Csárda, een Hongaars restaurant. Het werd erg gezellig daar met lekker eten en lekkere Hongaarse wijn.

Op vrijdag bezocht men Boedapest.  Een prachtige stad, met als hoogtepunt een bezoek aan het parlementsgebouw. Men had voor deze rondleiding lang van te voren toestemming aangevraagd en gekregen. Normaal komt een toerist hier niet binnen, wat een pracht en praal. Iedereen was erg onder de indruk.

‘s Avonds had men voor de groepen een verrassing in petto: een Hongaarse bruiloft, nagespeeld door de dansgroep uit Tápiószecsö, inclusief bruiloftsmaal en muziek, in één woord fantastisch.

Voor zaterdag stond een optreden in Tápiószecsö zelf gepland. Het programma begon om 15.00 uur. Er deden behalve een Duitse en Hollandse groep, nog vijf Hongaarse groepen mee. De boerendansers uit Ruurlo moesten als laatste optreden en kregen een daverend applaus, zeker bij de dans “De Zunneblome”.

Na dit optreden gingen alle groepen in optocht door het dorp en u kunt zich wellicht wel voorstellen hoe dat er uit ziet: allen in optocht door deze droge zandwegen. Onderweg nog een dansje laten zien ook. Het was echt zandhappen en één grote stofwolk. Zoiets hadden de dansers nog nooit meegemaakt.

’s Avonds was het slotbal op het feestterrein. Eveneens op zand, zodat bij thuiskomst een bad wel noodzakelijk was.

In het kistentuug wachtend voor een optreden in Tápiószecsö
In het kistentuug wachtend voor een optreden in Tápiószecsö